Auteursarchief: admin

The eye of the tiger

En dan huur je
een roze scooter
en duikt het landschap in,
op weg naar het noorden.

Tenminste,
als je de weg vindt.
Vanzelfspekend is dat niet.
Zeker niet
als je hem vraagt…

Maar dan zit je
op goeie weg
en volgetankt
pruttel je
anderhalf uur
naar Hell’s Fire pass
en het museum.

En je slikt,
want je weet dat hier
tienduizenden mensen
soldaten en Thai
in onwaarschijnlijke
omstandigheden
een Japanse spoorweg
bouwen moesten.

En je neemt een kijkje
tot bij het begin van de
wandeling
langs de spoorweg
maar zelfs
dat eerste stukje
is erg zwaar
de hitte plakt
en je huid ziet knalrood,
de eerste zonnebrand
is een feit.

En omdat er naast je
geen Japanse
bullebak staat
om je te dwingen,
besluit je de gedenking
in je hoofd
voort te zetten.
En je kruipt weer
op je roze scooter.
Verwend rotkind.

Volgende stop is
Tiger Temple.
Een klooster
dat voor verloren
dieren zorgt,
vooral tijgers dan.

En je wordt schreeuwend
onthaald
-naar hier!
naar daar!-
je moet alleen,
je mag niks
en alles extra
kost tijgerklauwen
vol geld.

En ze grijpen
nors je hand
en duwen die
op een tijgerflank
Smile! Photo!
Maar je geeft toe:
zo’n megakat,
Het heeft wel iets.

En iets verderop
spelen kleintjes
-al is klein niet
het correcte woord-
en je geraakt
vertederd.
En ook al mag het niet,
je krauwt er eentje
achter zijn oren
en die vindt het lekker.
Dus poes en oppas
knijpen een oogje toe.

En op weg naar de uitgang
sta je even stil
voor een foto
en je voelt iets kriebelen
aan je teen…
Een piepklein everjong
vindt die teen wel lekker,
zo te zien.

En zijn broertje
komt erbij
en het grut legt zich,
voor een uitgebreide
aaipartij.
Hoe zou je zelf zijn.

En weer in het hotel
praat je met mensen
die in Bangkok wonen
in het getroffen
district.
Ze zijn gevlucht
van het lawaai,
de schoten
en de avondklok.

En je beseft weer
dat het in dat kleine
domme landje
aan de noordzee
nog lang
zo slecht niet is.

Bridge over troubled water

En dan word je wakker
in Bangkok
en merkt niets abnormaals
al brandt het verderop
schijnbaar banken,
shopping malls
en buildings.

Maar je moet er
niet zijn.
Je neemt een trein
naar Kanchanaburi
voor de laatste dagen
van de reis.

Uiteraard is ook deze
een uur te laat.
Het went.

Deze keer is het
een derdeklas
boemeltje
dat je vier uur lang
langs eerst stinkende sloppen
dan magnifieke rijstvelden
stuitert, hotst en klotst.
Je ruggengraat
protesteert.
Thaise meiden giechelen
en je gibbert vrolijk
met hen mee.

En je neemt je intrek
in een mooi guesthouse
iets duurder
maar ook iets luxer
het budget laat het toe.

Maar je duikt meteen
het bed in
want al dat
treintaxituktukbussen
is zwaar vermoeiend.

En je bedenkt
dat je al drie dagen
bijna niets gegeten hebt
bananenchips
fruit en water.
Meer liet je maag niet toe
want uitgerekend hier
slaat je reflux weer toe
met volle kracht.
Eten smaakt niet
geur maakt je misselijk
pepers branden.
Dus eet je amper.
Je lijn vaart wel 😉

Dus je dwingt je
nu echt te eten
je bent te zwak
en aan de overkant
eet je overheerlijke samosa
en drinkt kokossap
en de energie stroomt terug.

Je wandelt naar de brug.
Ja die van de Kwai.
De rivier.
En je laat een traan
het ontroert enorm.

Het warmuseum
daarentegen
werkt
op je lachspieren.

Op de terugweg
zie je een motorbike
die je even bewondert
hij hoort bij een Ier
en je wordt uitgenodigd
aan tafel bij het hele
Britse eiland.

Er waren eens een Schot
een Ier en een Engelsman…
en tussen het grollen
en grappen door
krijg je tips
voor omgevingverkenning.

En je kruipt weer
vroeg in bed.
Krachten moeten worden
verzameld.

The art (?) of noise

En dan neem je een bus
naar Sukothai
begeleid door de luidste
Thaise schlagers…
Oordopjes dempen niet.

Aangekomen huur je
een scootertje
voor het historisch park
met mooie ruïnes
en de prachtige omgeving.

Het is mooi
en lekker rustig
maar je hebt het
snel gezien
en je eet
in het park
Noodles Sukothai
Maar het is zo smerig
en vettig klaargemaakt
dat je bij de eerste hap
al kokhalst
en aan de tweede
begin je niet
omdat je een spin
en vlieg ziet drijven
waarvan je vermoedt
dat ze niet bij
het gerecht horen.

En je keert terug
met twee luidruchtige
bussen
en je twijfelt
of ze in dit deel
van Thailand
niet gewoon
potdoof zijn.
Verklaart waarom ze
zo schreeuwen
in hun gsm.

En je verkent de stad
Pitsanulok
maar je blijft erbij
wat een smerig oord
en stinken
en luid
zelfs de duizend vogels
op de draden
schellen trommelvliezen
naar de vaantjes.

Al kon de nachtmarkt
wel bekoren.
En je koopt juweeltjes
en betaalt ze vast te veel
maar ze zijn zo mooi,
meneer!

En op het station
wacht je weer
twee uur te lang
en je wordt belaagd
door kakkerlakken
en de smerige markt
nabij
braakt walgelijke
geuren uit.

De nachttrein
krijgt dan ook
een hartelijke
begroeting.

En je kedengedengt er
gezellig in slaap.

Kedengedeng, kedengedeng

En dan heb je
een leuk feestje in Pai
maar moet vroeg op
Minivan naar Chiang Mai,
waar je de trein
naar Pitshanulok neemt,
7 uur kedengedeng
op een derdeklassetrein.

En je slaapt
je leest
je kijkt.

Je eet een lepel rijst
met een vettig sausje,
of rookt een saf
in het deurgat.
Benen buiten bungelend,
landschappen
ratelen voorbij.
Dit is reizen!!

Kedengedeng.
Een uur te traag.
Waardoor je pas
om middernacht
in het grimmige
Pitsanulok arriveert
en je langs hoeren
en pooiers
een smerig hotel
moet zoeken.
Met koude douche.

Je bent voor het eerst
écht heel blij
met je zelf meegebrachte
laken en handdoek.

Maar je bent uitgeput
en slaapt heerlijk
en dat is toch
wat telt.

Lekkerluiland

En dan klets je
de hele ochtend
en drink je koffie
en geniet van de
sfeer in dit kleine
wonderland
van geweven bamboe
en rugkussen
of hangmat.
Het zicht
op de bergen
en de rivier
en de katjes
die proberen
je ontbijt
te stelen.

Less
is so much
more.

En de enthousiaste
Alicia stelt een middagje
waterval voor
en de lieve
Emmanuelle gaat mee
later stoppen we
bij een kroegje
onderweg.
De reggea schalt je
tegemoet.

En je praat met mensen
van over de hele planeet
en iedereen is hartelijk
en iedereen is lief.

In Pai hangt die
ongedwongen sfeer
van hippies
love peace happiness
wat kunstmatig
van opzet
maar het resultaat
is wat telt.
Lief zijn
is aanstekelijk.

En je blijft
een dagje langer
en je betrapt jezelf
op de stille droom
om hier even
te komen wonen.
Het zou zomaar kunnen.

En dat is het mooie
want je beseft –
weer maar eens:
alles
echt alles
zou zomaar kunnen.

Quit while you’re ahead

En dan zit je vol energie
en rijdt terug naar
Chiang Mai
en de ergste hitte
is verdwenen
en je laatste rit
is heerlijk.

Een onweer onderweg
is welkome verkoeling
en ook heel mooi
tussen de heuvels.

En zelfs al vind je
het geweldig,
je hebt besloten
te stoppen met
de motortour.
Genoeg is genoeg.
Stoppen
op het hoogtepunt.

En je arriveert bij
Mr Mechanic
en je start een gesprek
met een sympathieke
Canadees
die ook touren wil
en hij vindt je zo stoer
en plots
word je overmand
met trots.
Trots
dat je het toch maar
hebt gedaan
1500 km door de bergen
in de hitte
With “big motobaai”
heel alleen.

Het gevoel is fantastisch
alle narigheid vergeten.
En je betaalt de schade
aan de bike
en je vertrekt naar Pai
met een busje
en je ziet de steile bochten
en weer dat fijne gevoel:
ik heb dit overwonnen.
Waauw.
You though girl.

En je geraakt aan de praat
met wat meiden op de bus
en je huurt een bamboe
hutje aan de rivier
en er is een kampvuur
-heel erg hippie allemaal.

En je zit er met
een Franse meid
en een Canadese
en je vertrekt
met zijn drietjes op
een roze scooter
naar een bar.

En het leven is gewoon fijn.
Luilekkerland.
En dat hou je
drie dagen vol.
Makkelijk.

Verwendagjes kunnen noodzakelijk zijn

En dan had je gisteren
een rothumeur.
Niks aan te doen.
De hitte
lange rit
naar Chiang Rai
(de andere kant op).

Erg moe
en beetje eenzaam.
Lone travelers blues –
je was gewaarschuwd.

Maar dan besluit je
de volgende dag
om je in de watten
te laten leggen.

Dus boek je
een sightseeing
samen met
twee oudere
koppels Walen.
Heel gezellig
heel relaxed.
Je kan je Frans
weer oefenen.

Je ziet
de prachtige
witte wat,
aapjes in een grot
de Golden Triangle,
(drienlandenpunt),
het Opium museum,
grensdorpen Mae Sai en
Chiang Saen.
Birma en Laos
kan je bijna aanraken.

En je eet daarna op
de night bazaar
en koopt wat kleertjes.
Instant feelgood,
je blijft tenslotte
een vrouw.

Je had de dames
naast het hotel
in het verdachte
massagehuis
beloofd
langs te komen
en je krijgt een ferme
stevige massage.
En alle stress
wordt wonderbaarlijk
weggekneed.

En je eindigt de
ontstressdag
in een reggaebar.
Where else? 😉

Born to be wild

Doorgaans zijn
de wegen super
de borden accuraat
en ook de Thai
rijden best beschaafd.

Vaak is het asfalt
glad als babybil,
plots onderbroken
door stukken brokkelweg
-of zelfs niets-
wegen(s) werken.

De 1095 en 1009
zeer uitdagend
heel erg steil
haarspelden in overvloed.
Dit zijn bergen,
Himalaya’s voet.
Je leert hier rijden.
Je moet wel.

En ook al rijdt men
hier vooral scooter
een 400cc
is wel fijn bergaf
maar bergop
is best hard werken.
Blij dat ik wat
motorbeheersing
heb gevolgd.
Hoewel, toch twee
dingen bijgeleerd
op de ouderwetse
manier (met auw):

Les 1
Nooit de voorrem gebruiken.
Nooit.
Tenzij op een rechte weg.
Zonder zand.

Les 2
Snelheid is je vriend.
Zeker bergop.
“A friend in need
is a friend indeed
A friend with speed
is better…”
Je zingt het
als een mantra.

Het gaat traag.
Vanwege de bochten
en de hellingen.
Je zou sneller kunnen,
maar je doet het niet.
Want je weet niet
wat er na de bocht
of helling komt.

Steil of plat?
Bocht links
of rechts?
Koeien
of tegenliggers?
Een trage truck?
Een diepe kuil
of gesmolten asfalt?

Daarom doe je
maar rustig.
Rijden is best zwaar.
De hitte.
Concentratie.
Fysiek ook.
Vooral de talloze
haarspelden,
steil op of steil neer
vergen giga energie.
Adrenaline rusht
continue.

Soms zit je erdoor.
Wil je de motor weer
inleveren.
Dat is het moment
om even te stoppen
(als het kan)
voor een Sponsor,
Cola of Miranda.
Een wandeling,
een piknik
of een waterval.
Suiker en water.
Van levensbelang.

Om het fijn te houden
beperk je de dagtrips
tot 150 a 200 km.
Daar doe je toch al
snel (of traag)
drie vier uur over,
pauzes niet incluis.

Belgische snelweg
gaat zo saai zijn
straks. 🙂

Wat? Patat!

Vandaag rij je
naar het hoogste punt.

Tenminste
dat is het plan.
Maar de weg erheen
is zo steil,
zo vermoeiend,
zo uitdagend…
En dan regent het een beetje,
zodat je besluit
niet verder omhoog te gaan.
Want het laatste stuk
zou nog steiler zijn.
Maar door de regen
spekjesglad.

Opgeven is nooit leuk
maar soms moet
je verstand spreken.

En je baalt een beetje
want de rest van de weg
is een eitje.

Maar daar lonkt alweer
een waterval,
ijskoffie, gebraden kip.
En je krijgt
versgeplukte lychees
van de parkwachter.

En je smst John
de man die je in Chiang Mai
had ontmoet
en zegt dat je voorbij
Lamphun komt
waar hij woont.

Hij had gesproken
van de beroemde
Wat Patat
dus dat
wil je wel eens zien.

Je spreekt daar af
en gaat daarna even mee
naar zijn huis
en ontmoet zoon Jimmy,
een verstandelijk
gehandicapte schat
en de stille
vrouw des huizes.

En je mag er opfrissen
je kleren wassen
en krijgt zelfs onderdak
voor de nacht.
Kon het slechter treffen!

A hot spot

En dan wandel je
in de ochtend
nog wat rond
en je repareert de bike
en vertrekt naar
Mae Sariang.

Je merkt direct
verschil.
De wegen
minder steil
de bochten
minder scherp
veel relaxter rijden
en je geraakt
sneller vooruit.

Maar het wordt
alsmaar heter
en de lucht
alsmaar droger.

En dan stop je
in een mooi restaurant
en je twijfelt tussen
soep en fruit
maar ze begrijpen
je niet
dus krijg je
allebei.
Wel goed,
want energie
slijt snel
onderweg.

En dan arriveert er
een sympathieke
jonge Londenaar
en je eet samen
en je vervolgt
samen de weg.
Hij in short en t-shirt
jij weer vol in pak.

En ergens ben je blij
(want heet heb je het toch)
dat je beschermd bent
tegen de stekende zon
de verschroeiende wind
die zelfs door
je broek brandt
zodat je nu en dan
een fles water
over je benen kapt
al is dat ietsje later
alweer droog
en weer gloeiend.

En je verzorgt je reisgezel
nadat zijn scooter viel,
het vel van zijn been
meeschrapend.

En je arriveert in
Mae Sariang
en het lijkt
minder vriendelijk
minder hartelijk.
De mensen
iets wantrouwiger.

Maar dan stop je
in North West
en neemt een kamer
met airco
en bekomt in de
supergezellige lobby
met een Singha
-uiteraard-
in het fijne gezelschap
van de Londenaar.
Weer interessant volk.

En omdat het
de volgende dag
heter is
dan heet
beperk je de actie
tot 2 wandelingen
eentje vroeg
en eentje laat
en voor de rest
hang je in de lobby
en wast je kleren
want ze stinken
als nooit voorheen.

In Mae Sariang leven
veel verschillende volken.
De sfeer is er anders
de glimlach milder
wantrouwiger
de eerste momenten
toch.
Daarna is men
net zo hartelijk
als overal.